Ik heb een beetje een onbestemd gevoel. Dit weekend is het kermis in Aartswoud. Eigenlijk wil ik er heen. Vind ik ook dat ik er heen moet. Ben tenslotte kind van Aartswoud. En als er iets georganiseerd wordt in het dorp is het niet zo handig als de mensen thuis blijven zitten. Maar aan de andere kant heb ik er eigenlijk niet eens zoveel zin in. Wat is dat toch? Ben ik saai? Zou best kunnen zijn! Is het mijn vorderende leeftijd dat er voor zorgt dat ik er minder behoefte aan heb? Of wil ik liever op een andere manier met mensen zijn? Laat ik voor deze laatste optie gaan. Is voor mezelf de prettigste. Vooropgesteld vind ik mezelf niet echt een verteller. Er zijn mensen die graag aan het woord zijn en die graag iets vertellen. Is leuk. Dat heb ik niet. Ik ben snel van mening dat ik te lang van stof ben. Of dat mijn verhaal niet zo interessant is. Mopjes vertellen bak ik ook niets van. Ik heb de neiging meteen de clou te vertellen om er snel vanaf te zijn. Dus één op één met iemand staan op bijvoorbeeld de kermis vind ik niet zo’n succes omdat ik snel door mijn gespreksstof ben. En als m’n gesprekspartner na een korte stilte, die als lang voelt, zegt dat hij even naar de wc moet dan weet ik weer hoe laat het was. Haha. Het liefst zit ik in een groepje van 6 á 8 ofzo personen aan de ronde tafel. Dan kan ik lekker kletsen met degene die naast me zit, maar ook met de mensen tegenover me. Dan wordt het een soort multigesprek. Dat vind ik leuk en ik hoef niet bang te zijn dat er stiltes vallen. Dit doe ik het liefst zonder muziek. Als de muziek aan staat gaan de mensen luider praten. Dan vindt degene die zich verantwoordelijk voelt voor de gezelligheid in de zaal dat de mensen de muziek niet meer kunnen horen en wordt de volumeknop verder opengedraaid. Dan is het de achterdeur uit. Dan kun je alleen nog maar één op één met iemand ‘praten’. Dit gebeurt op een kenmerkende manier: de ontvanger doet zijn of haar hoofd iets naar voren, draait het ontvangende oor ietsjes bij en heeft een soort van verwachtingvolle blik, de verzender draait zijn mond richting het toegedraaide oor om de afstand zo klein mogelijk te laten zijn. De ontvanger weet vaak niet of hij/zij ja of nee moet antwoorden en houdt dat een beetje in het midden met een soort van tja. In dit soort situaties is het verstandig dat je van te voren goed afweegt met wie je dit gesprek aangaat. Er zijn namelijk mensen die een nogal vochtige manier van praten hebben. Wist je het niet van deze persoon of was je het vergeten dan moet je er toch maar het beste van maken. Vind ik moeilijk. Ik weet dan nooit zo goed wat ik moet doen als er van die kleine spettertjes meekomen met de woorden. Als ze op m’n wang terechtkomen wacht ik het af. Komt er iets op m’n lip dan wil ik het er toch wel graag afvegen. Ik probeer dat dan te doen zonder m’n gesprekspartner in verlegenheid te brengen. Nee, die luide muziek vind ik niet fijn. Mijn vader zeurde daar vroeger ook altijd over. Hou toch op, dacht ik dan. Nu denk ik net zo. Of je moet van dansen houden. Dan is goede en luide muziek wel heerlijk. En het succes van een feestje wordt toch vaak afgemeten aan hoeveel er gedanst wordt. Helaas moet ik zeggen dat ik niet van dansen houdt. Ik voel me een houten Klaas op de dansvloer.
Gelukkig zijn er heel veel mensen die enorm genieten op de kermis van Aartswoud.
Prachtig beroep heb je